Er zit muziek in de ontwikkeling
Vroege muzikale stimulans
De belangrijkste bron van muzikale stimulans al vanaf de babytijd is de manier waarop ouders met hun kinderen praten. Dat wordt infant-directed speech genoemd.
Ouders zijn er zich vaak niet eens van bewust hoe muzikaal ze communiceren met hun baby.
Zowel de ouders als de baby gebruiken in hun communicatie muzikale elementen, zoals toonhoogte, melodie, ritme, ritmepatroon, volume, accentuering, timbre, harmonie.
In het contact met hun baby maken ouders onbewust gebruik van een ingewikkeld stimuleringspatroon.
Ze gebruiken hun stem: Ze praten, zingen, maken geluidjes. Ze maken ook gebruik van dat wat een baby kan zien. Bijvoorbeeld een blij gezicht of een helder gekleurd speelgoedje. Ze gebruiken beweging: Ze wiegen hun baby. En ze strelen en knuffelen.
Het muzikale is dus verweven in een groter geheel, een ingewikkeld patroon van horen en zien, bewegen en voelen.
Ouder en kind kunnen zich daarin aan elkaar aanpassen, zodat er een contact ontstaat waar nog geen woorden voor nodig zijn.
Verschillende melodieën
Ouders maken gebruik van 5 à 6 standaardmelodietjes als ze tegen hun baby praten.
Die herhalen ze vele keren zonder dat ze ooit stereotiep worden. Ze zijn met andere woorden nooit exact hetzelfde.
De tekst variëert, ook voor dezelfde melodie.
De melodietjes bestaan steeds uit glijdende tonen.
Vaak is het zo dat de baby een geluidje maakt en dat de ouder het na doet. Moeders en vaders gebruiken infant-directed speech om hun baby's emoties en gedrag te beïnvloeden, te veranderen.
D.w.z. dat ze hun baby geruststellen, aanmoedigen, opmerkzaam maken e.d. op een muzikale manier.
Kinderen zijn heel gevoelig voor de muzikale kwaliteit in de stem van een ouder. Ze reageren meer op de expressie (een blije, boze, geirriteerde, geinteresseerde, opgewekte, vermoeide stem) dan op de woorden.
Deze muzikale communicatie tussen ouder en kind is de basis voor het vormen van een eigen identiteit.
Spontane zang
Spontane zang lijkt op spraak, in die zin dat hij gebruikt wordt met een speciaal doel in een gegeven situatie.
Er kan een boodschap mee overgebracht worden. Bijvoorbeeld:
”Nè-nè- nè-nè, jij bent do-hom”. Dat wordt gezongen met de toonvolgorde g-a-g-e, zoals in "Twee emmertjes water halen".
Dat melodietje g-a-g-e is echt een muzikaal oermotief. Het wordt gebruikt voor van alles.
Spontane zang kan ook een rechtstreekse weergave zijn van gevoelens.
Speciaal de vloeiende zang zonder vaste vorm, die volwassenen misschien nauwelijks zang noemen.
Dat soort zingen wordt gekenmerkt door glijdende tonen (glissandi), vrije ritmes en kleine intervallen.
Denk maar aan een kind dat zit te tekenen terwijl het erbij neuriet. Het neuriën weerspiegelt als het ware in geluid de armbewegingen en ook de lijnen die het op het papier tekent.
De beweging, het beeld en het geluid zijn in wezen één beleving. Het kind zingt de tekening, zo zegt professor Björkvold dat.
Muzikale ontwikkeling
Vanaf de geboorte is er een natuurlijke samenhang tussen ademhaling, stem en lichaam. Voor jonge kinderen houdt een zin in een lied op als ze geen lucht meer hebben. En niet als de zin afgelopen is.
Tot een jaar of 3 hangen de melodische ontwikkeling en de ontwikkeling van de spraak direkt samen. Spraak en zang gaan gemakkelijk in elkaar over.
De meeste 2-jarigen kunnen wel een melodie herkennen, maar die nog niet zelf weergeven. Ze zingen met name korte neergaande intervallen, ongeveer een terts (= een toonafstand over 3 tonen). Ook al gaat de gehoorde melodie omhoog in toon.
Kinderen van 3-4 jaar kunnen al bestaande liedjes nazingen. Hun toonomvang beslaat ongeveer 5 tonen. Ter vergelijking: De meeste volwassenen hebben een toonomvang van zo´n 14 tonen. Kinderen van deze leeftijd zijn het meest gericht op het ritme in de melodie.
Rond de leeftijd van 5-6 jaar wordt het interessant voor ze om een liedje correct te zingen. De kinderen kunnen nu ook grotere intervallen zingen. Nu zingen ze zuiver, zou een volwassene zeggen.
Drie hoofdfuncties
Professor in muziekwetenschap Jon-Roar Björkvold heeft veel onderzoek gedaan naar zangstructuur en hoe kinderen zang gebruiken.
Om te beginnen wijst hij erop dat de muzikale basiselementen, geluid, beweging en ritme, al voor de geboorte aanwezig zijn.
De spontane zang wordt gevormd binnen het kader van de cultuur waarin een kind opgroeit.
De professor legt ook uit waarom het een wezenlijk bestanddeel is in de kinderwereld. Dat zingen heeft in grote lijnen drie functies:
- Het scheppen van contact met zichzelf en anderen
- Het geven van informatie
- Het markeren van een identiteit
Bronnen:
M. Papousek (1996): Intuitive parenting: a hidden source of musical stimulation in infancy.
S. Malloch, Trewarthen C (2009): Communicative musicality, exploring the basis of human companionship.
J.R. Björkvold (1991): Den musiska människan: barnet, sången och lekfullheten genom livets faser.
H. Hammershöj (1997): Musikalisk utveckling i förskoleåldern.
Terug naar artikelen